zondag 27 september 2009

Citta


De vliegeraar van Antwerpen

Van oudsher verlangt de mens ernaar om zelfstandig te vliegen. Leonardo Da Vinci vroeg in de zestiende eeuw de vogels al uit over het geheim van hun vleugels. Dichter bij huis installeerde Panamarenko zijn Pepto Bismo op het Sint-Jansplein. De vliegenier, zoals de Antwerpenaars hem noemen, zou met zes propellers in het zwerk geraken. Maar ook de kunstenaar moest er zich bij neerleggen dat de mens tot nader order slechts kan vliegen op de kracht van de verbeelding. Of hij kan zich overgeven aan de Antwerpse vliegeraar Bert Maetens en het spel van de wind.

Wie anders kan beter weten uit welke hoek de wind komt dan de Antwerpse vliegeraar Bert Maetens. Vijftig jaar jong en overdag zit hij als account manager strak in het pak. Maar eenmaal hij met vliegers aan de slag gaat, staat er geen maat op het kind in hem. “Toch was ik al 35 toen ik mijn eerste vliegertje kocht”, vertelt hij.“We woonden toen in  San Francisco, op zes kilometer van Berkeley Marina aan de stille Oceaan.. Mijn Prism Micron Kite tweelijner en na welgeteld een uur hing hij al in een boom. Nooit meer dacht ik, maar een vriend overhaalde me om het toch nog eens te proberen. Daarna is het niet meer gestopt en begon ik met stuntvliegers die in de lucht figuren maken, vierlijners die voor- en achteruit kunnen vliegen. Dan volgde het zogenaamde powerkiten, een sportdis-cipline waarbij je op een surfplank of mountainboard met de hulp van een vlieger topsnelheden haalt.” In 2001 streek Bert neer in Antwerpen. Sindsdien knutselt hij op elk vrij moment aan een arsenaal van honderd vliegers dat hij permanent in gebruik heeft. Hij is de drijvende kracht achter het jaarlijkse vliegerfeest op Linkeroever en tijdens workshops leert hij groot en klein een eenvoudig sleevliegertje maken.


Stof, stokken en touw:
 
Hoewel de meeste vliegers tegenwoordig kant-en-klaar gekocht worden, stuurt Bert me toch naar speelgoedwinkel JoJo in Kapellen, de enige plek in het Antwerpse waar je materiaal kan kopen om zelf een vlieger te maken. Al had dat ook met huis-, tuin- en keukengerei gekund, want van een plastic zak, plantstokjes en twee touwen maak je evengoed een leefbaar exemplaar.

Alex Nys runt de winkel al 31 jaar en zag de stof om vliegers te maken evolueren van katoen over het oersterke spinnaker naar ultralicht polyester dat ook waterbestendig, luchtdicht en stretchvrij is. Dochter Babs meet voor mij een half metertje Mirai af, een spinnaker nylon waarin een verstevigingsdraad het scheuren voorkomt maar waarvan de randen wel moeten afgeboord of gesoldeerd om rafelen tegen te gaan. Zien we daartegenop, dan kopen we beter Icarex. Nog twee stokjes, een toomlijn en een vliegertouw, meer heb ik niet nodig voor een sleevlieger. Ik ben amper tien euro kwijt.

De eerste vliegers

Vandaag behoort vliegeren tot spel en sport, maar in de oudheid had het ook een functie. De eerste vlieger zou in China zijn gemaakt. Zo’n 200 jaar v.C. wilde generaal Han Hsin een tunnel graven tussen zijn troepen en het kasteel dat hij belegerde. Hij gebruikte een vlieger om de afstand te meten, zodat hij kon inschatten hoeveel graafwerk er nodig was. Met drakenvliegers schrikte hij de vijand af. Al snel verspreidde het nut van de vlieger zich over heel Azië. “Er wordt beweerd dat tijdens de bouw van de piramides in Egypte steenblokken met de hulp van vliegers naar de top werden gebracht”, weet Bert.

Ontdekkingsreizigers brachten hem mee naar Europa. In de scheepvaart was een vlieger rendabeler dan zeilen, omdat de trekkingshoek veel dieper in het schip lag. “Wist je dat ook Alexander Graham Bell die we in Antwerpen kennen van de telefoon, zich verscheidene jaren met vliegers heeft beziggehouden? Hij had, net zoals veel wetenschappers, het verlangen om zelfstandig te kunnen vliegen. Van hem kwam de tetrahedrale vorm, die ook in de vliegtuigbouw werd toegepast. Hij moest afhaken omdat de constructie van zijn vlieger te zwaar bleek in verhouding tot het zeil. Ik ben trouwens een Bell-vlieger aan het maken. In het najaar komt er in het nieuwe justitiepaleis een tentoonstelling met o.a. luchtfoto’s van Antwerpen. Ze zijn gemaakt met een KAP-camera, die ik aan een vlieger bevestig en vanaf de grond bedien. In België zijn we met een drietal vliegeraars die deze techniek toepassen. We stellen in het Vlinderpaleis de Bell-vlieger voor, omdat hij sterk lijkt op de zilveren puntdaken.”

Aan de slag:

Een sleevlieger maken is niet moeilijk, als je maar nauwkeurig te werk gaat. Het model snijden, tunneltjes stikken of kleven voor de stokjes, de hoeken waar de toomlijn wordt vastgemaakt verstevigen met plakband, afboorden en twee gaten knippen om de vlieger nog stabieler in de lucht te houden. Over het vliegertouw beslissen we straks.

“De windsterkte bepaalt welk vliegertouw we nodig hebben. Je zal merken dat de trekkracht die je voelt veel hoger is dan het werkelijke gewicht. Een touw met een trekkracht van 20 kg kan ik niet meer houden en moet ik met een grond-anker vastleggen.” We zijn een uurtje aan het werk en nu moet de vlieger nog een naam krijgen. We dopen hem Arno, voor mijn neefje van elf. “Een prima leeftijd om met dit type te vliegeren. Als je een kant-klare vlieger koopt, moet je echt opletten niet te groot voor je is, anders gaat hij met jou aan de haal. Ervaring speelt natuurlijk een rol, maar ook je gewicht. In een goede vliegerwinkel vragen ze dat. Bij krachtvliegers moet je extra voorzichtig zijn. Het ongeluk met de kitesurfer in Oostduinkerke enkele weken geleden was o.a. te wijten aan een te grote vlieger voor iemand met te weinig ervaring. Een verplicht vlieger-brevet zou geen slechte zaak zijn, want de combinaties worden steeds gedurfder. Skiën met een vlieger is de laatste trend. Over een boom springen of bergop skiën… het wordt allemaal mogelijk.”

Vandaag zal Bert zijn Holy Man meenemen, een éénlijner van drie bij twee meter. Ik kijk wat beteuterd naar mijn sleevliegertje. Moet dit rolletje slappe stof, met twee stokjes en enkele meter touw straks een kunstwerk aan de hemel worden?
  
Rituelen en symbolen

Op veel plaatsen is vliegeren verbonden aan rituelen. In Guatemala maken ze reusachtige ronde vliegers van bamboe en papier. Met Aller-heiligen worden ze opgelaten vanaf het kerkhof, ze hopen er de geesten van de doden mee op te roepen. “Ook India kent zo’n traditie”, weet Bert. “Vorig jaar was ik er op 13 januari, de dag dat de lente begint. Er gingen toen vijf miljoen vliegers in de lucht. Als je zo’n massa mensen hun vlieger ziet oplaten, zij aan zij langs de kustlijn, in de straten, op de daken… dat komt hallucinant dicht in de buurt van een zonsverduistering. Lang duurt het niet, want in de tweede fase proberen ze elkaars vlieger uit de lucht te halen. Het steunt op een oude cultuur om met het vlieger-touw waarop glassplinterpasta is aangebracht bij de tegenstander het touw over te snijden. Elk jaar vallen er doden.”

“Ook de Afghanen zijn erg bedreven in het vechtvliegen, maar in hun land is het nu bij wet verboden. Op ons vliegerfeest in Antwerpen krijgt de Afghaanse gemeenschap een aparte weide waar ze zich nog eens kunnen uitleven in hun lievelingsspel.”

Naar de Konijnenwei

Bert kent in Antwerpen enkele leuke plekken om te vliegeren. “Park - Middenvijver op Linkeroever is schitterend natuurlijk, maar ook op de groene strook langs de Sloepen-
weg en het terrein achter de jachthaven van het Eilandje komt de wind uit een goeie hoek.”
Voor de maidentrip van mijn vlieger kiezen we voor de Konijnenwei op het Zuid, een open vlakte waar weinig obstakels de wind van richting doen veranderen. Bij aankomst staat de wind op twee beaufort, dat is nog minder dan een zucht. Dit wordt niks, denk ik voor de tweede keer. Maar Bert bevestigt het vliegertouw aan mijn sleevlieger, steekt hem in de lucht en na drie pogingen lukt het. “De wind doet twee dingen: eerst stuwt hij de vlieger vooruit en dan, afhankelijk van hoe de toomlijn is ingesteld, gaat hij hem liften. Die twee componenten heb je altijd nodig, méér dan een sterke wind.
Eenmaal je vlieger vertrokken is, bepaalt de lengte van het vliegertouw het window waarin je vlieger zich verder beweegt. Dat is de kwartcirkel die in het verlengde van je voeten op de grond vertrekt en een boog beschrijft tot boven je hoofd. Bereikt de vlieger dat punt, dan staat hij neutraal, vervolgens gaat hij er voorbij, en dan komt hij naar beneden.” Dit lijkt veeleer een les aerodynamica. Aarzelend neem ik het touw van Bert over. De vlieger blijft gelukkig mooi in de lucht. En dan gebeurt het: wat daarnet nog een slap stofje was, klimt nu als een stevig blauw zeiltje hoog in de hemel. Geen gefladder, geen geduikel, strak rechtdoor vliegt hij zijn eigen weg en rukt aan het touw dat ik met moeite nog in de hand kan houden. Het is het enige wat ons nog bindt. Ik kan me inbeelden wat het moet zijn als je vliegert met zo’n lap van vijf vierkante meter als de Holy Man of bij vier beaufort, de maximumwindkracht om een vlieger zonder kleerscheuren op te laten. “Die krachtontwikkeling onder controle houden is de magie van het vliegeren. Een tweelijnige stuntvlieger kan je ook nog eens je wil opleggen. De vlieger moet in de lucht de figuren schrijven zoals jij die in gedachten hebt. Ik heb meegedaan aan Europese vliegerwedstrijden waar we een opgelegd schema zo perfect mogelijk moeten uitvoeren. Daarna volgt de vrije oefening waarin je op muziek je eigen creativiteit kwijt kunt.

Dan laten we onze vliegers dansen op de wind. In stuntvliegeren heb je verschillende scholen, o.a. de Engelse Benson kite style en de Franse school met vliegers die snelle en complexe
bewegingen maken. Zelf ben ik blijven hangen bij de Amerikaanse school van
Berkeley. Je schakelt niet snel over, want elk type heeft een specifieke besturing. Frankrijk, Duitsland en Nederland hebben een sterke vliegertraditie. Ook België laat zich niet onbetuigd. Het vliegerfestival in Oostende is ver buiten Europa bekend en ook ons vliegerfeest op Linkeroever wint aan belang. De focus ligt niet op grote vliegers. Het is belangrijk dat groot en klein met een eigen vlieger komen en dan samen het plezier van het vliegeren ontdekken. In België zijn er een vijftigtal vliegeraars die zoals ik van hun hobby een passie hebben gemaakt. We ontmoeten elkaar soms aan zee of op een vliegerfeest en zijn met z’n allen jong gebleven.”
De grootste, de mooiste, de strafste.

Het gaat niet om de grootte van je vlieger maar om wat je ermee wil bereiken, vindt Bert. “Er zijn straffe vliegerbouwers die exemplaren maken niet groter dan een vingertop. Ze komen er niet mee buiten, maar laten ze op in de woonkamer. Dat is perfect mogelijk. In een vlieger
leg je een boodschap, hoe je jezelf wil tonen aan het publiek dat naar je vliegerkunst komt kijken. Met het oog daarop kies je materialen, vorm en kleuren. Je kan het zo gek niet bedenken of je kan het in vliegervorm maken, zolang het maar steunt op een beproefde techniek. Ik heb niet de ambitie om nieuwe vliegers uit te vinden, maar baseer me op historische vliegers waar ik iets van mezelf aan toevoeg. Dat kan een nieuwe vorm of artistieke kleurencombinatie zijn, maar evengoed maak ik zo’n ouderwetse ruit en schilder daar een boodschap op. Voor mij telt de schoonheid van het geheel.” Momenteel werkt Bert aan een ontwerp van een vlieger die de opening van een nieuw park nabij Spoor Noord van ver in de kijker kan zetten. “Het wordt een vlieger met een buisstaart”, licht hij al een tip van de sluier, “een gevaarte van vijftig meter met op het zeil de curve van een hartslag. Die zal met de wind op en neer gaan en zo de vlieger symbolisch in leven houden. Of ik er een boodschap bij schrijf? Mmm, dat zou ik graag aan Bernard Dewulf overlaten. Zou dat niet fantastisch zijn? Een stadsdichter en stadsvliegeraar, die elkaar vinden in een lap stof, een bundel touwen en de poëzie van de wind.

Tekst: Suzanne Antonis
Foto’s: Frederik Beyens
Gepubliceerd in Citta; Het stadsmagazine bij "Gazet Van Antwerpen"